Jacques Rutten;     Nr 82     14-07-1702        (RAL, Schepenbank Helden, inv. nr. 25, folio 254)

tekst in blauw geeft links aan naar onderliggende bladzijden


 Testament van Willemken Jeucken.
In den name ons Heeren amen.
Ick Wilmcken Jeucken jonge dochter, overdenkende de broosheyt der menschelijcker natuire, datter niet sekerder en is dan de doodt, ende niet onsekerder dan d'uire der selver, willende daeromme van deser werrelt niet scheyden sonder van mijn tijdelijcke goeden, mij bij Godt almachtych op deser werrelt verleent, te disponeeren. Hebbe daeromme met mijnen voorbedachten rijpen raede ende volcomen verstant gemaekt ende geordineert mijn testament ende wtersten willen inder veugen ende manieren naervolgende, willende ende begerende dat 't selve sal stadt grijpen ende sijn volcoemen effect sorteeren, t'sij bij forme van testamente, codicille oft anderen wtersten wille, gelijck eens iegelijcks goedt christen mensche testament behoort ende mach stadt grijpen, al en sijn alle solemnyteyten naer de geestelijcke ofte weirrelicke rechten hier inne niet onderhouden ofte achtervolght. Inden eersten bevele ick mijn siele soo wanneer die bij den wille Godts wt mijnen lichame scheyden sal, Godt van hemelrick, Maria sijne gebenedijde moeder ende allen den hemelschen geselschappe, ende mijn licham der gewijder aerden, in het graf van mijne ouders saliger. Item geve enen halven morgen lants gelegen boven den Rijdtwegh, ter ener beneffens het armenlandt, ter ander sijden beneffens Bastiaen Enkenvorts landt, het een voorhoft aen Dierisken Gommans erf, het ander aen den Rijdtwegh, aen den bedienten van heer Tomase messe, dewelcke niedt genochsam en is gefondeert. Dat den selve de rinten ofte aefcomste van het voorss landt sal trecken soo langh als hij de bedieninge heeft van de voorss misse.* Item soo geve ick noch aen de kinder van min swaeger Dierick Janssen ende mijn suster Chatarijne eheluyden ten eersten aen den laemen soon Jan [e]en bedt, deckbedt, saertse, hooftpulue, twee oorkussens, twee paer lakens, twee paer kusticken, ende eenen silveren lepel. Ten tweeden aen den soon Willem waervan sij compierse is geve tot [e]en doopgifte twee teene schotelen, een tenen kumpken ende den grooten coperen pot, ende aen de dochter Helken de kiste ende de swarte stoffe schort. Daer en boven geve ick noch tot een recompens aen den soon Jan die laem is voor de diensten die mijn swaeger ende suster voorss ehluiden aen mij hebben gedaen ende alnoch doende sijnde, hondert vifftich gulden, waervoor sij testatrice verbint de kamer aen het huis van mijn swaeger ende suster, alwaer ick domicyly ben hebbende. Ende bij foute van t'gene dat het geldt niet en worde gegeven ofte betaelt, soo sal den selven alsdan de kamer voor deselve pennigen gebruicken ende behalden. Ende sij testatrice geeft aen haer suster Chatrina haere heucke. Item daeren boven geeft sij testatrice vifftich gulden, staende bij mester Edmont de Ponte, aen ons Livrouwe capel ende twee kopere luchters. Item noch ses pattacons tot een stenen cruis op het graf. Ende dit verclaerde sij testatrice te sijn haeren wttersten wille, willende ende begerende wtterlijcken 't selve in alle sijne pointen ende leden volbracht, achtervolght ende onderhouden te worden t'allen dagen, reserverende niettemin de selve testatrice te wederropen, merderen, minderen ende veranderen soo dickwils ende menichwerf haer dat naermaels goedt duncken ende gelieven sal. Aldus gedaen ten overstaen ende presentie de onders[chreven] schepen ende mij subst[ituut] secretaris op den verthinden dach van den maent Julius een duisent sevenhondert twee. Actum Helden, datum als boven. Onderstont: Peter Crommentuijn, Peter Engels,  WvKnippenbergh, subst secretaris                                
T'accordeert met het origineel, bij mij WvKnippenbergh subst secretaris                                                                                                                       

N.B. De zogeheten Maesmisse was een grote stichting, die bestemd was voor het onderhoud van de rector aan de Kapel. De akkers die voor de stichting belast waren lagen vooral op de Hub en de Hondsheuvel. Rond 1830 heeft er felle twist gewoed tussen het kerkbestuur van Helden en dat van de nieuwe parochie Panningen over het bezit van deze stichting. Ze is uiteindelijk (terecht) weer toegewezen aan Panningen. Rond 1840 hebben de meeste eigenaren van de belaste percelen de erfpacht afgekocht.